Bron: GreenTechPower
De Bercuit Golfclub ligt in een oase van rust, op een boogscheut van de N25. Deze 18-holes golfbaan is omringd door bossen en villa’s en strekt zich uit over drie valleien. De eerste 9 holes zijn redelijk vlak terwijl de 9 volgende op soms sterk hellend terrein gebouwd werden, waardoor het sportieve en technische gedeelte zeker niet te verwaarlozen is. Door de jaren heen werden heel wat open’s georganiseerd op de Bercuit. We hadden begin april afgesproken met Jean-Marc Dokier, de greenkeeper van dienst.
Tekst en foto’s: Christophe Daemen
De Bercuit Golfclub bestaat sinds 1967. Twee jaar voordien was graaf Frédéric Rolin, een belangrijke zakenman en grondbezitter, begonnen met het ontbossen van de site du Bercuit. Zijn idee was om een domein te creëren dat een golfterrein en een aantal privévilla’s zou omvatten, een concept dat regelmatig opduikt in de Verenigde Staten. Om de 18 holes vorm te geven doet hij beroep op de bekende golfarchitect Robert Trent Jones. De Bercuit is de enige Belgische golfbaan die door Jones getekend werd. Om het terrein vorm te geven wordt een deel van het perceel ontbost. Het volledige domein omvat zo’n 300 ha waarvan zo’n 60 ha door de golfbaan worden ingenomen. Met de oliecrisis van 1973 komen ook de eerste financiële problemen naar boven en liep het vastgoedproject alles behalve gesmeerd.
Na twee opeenvolgende overnames wordt de club in 1982 omgevormd tot een vzw die sindsdien door vijf privébestuurders wordt geleid. De Bercuit heeft veel gemeen met de Engelse ‘Countryclubmentaliteit’. Naast de 650 actieve leden telt ze immers ook heel wat niet-actieve leden. Volgend jaar bestaat De Bercuit 50 jaar. De eretitel ‘Royal’ zal van dan af voor de naam mogen prijken waardoor de club van dan af door het leven zal gaan als Royal Bercuit Golf Club.
Een ervaren greenkeeper aan het roer
Jean-Marc Dokier begint aan zijn derde seizoen als hoofdgreenkeeper in Grez-Doiceau. Ondertussen heeft hij al zo’n 25 jaar ervaring in de sector. Na zijn studies als greenkeeper in Duinkerken in Frankrijk volgde hij verschillende stages in dat land om vervolgens aan de slag te gaan bij de golfclub van Mont-Garni in Mons, waar hij zo’n 20 jaar gebleven is. Drie jaar geleden kwam de pas verkozen raad van bestuur tot de vaststelling dat de golfbaan van de Bercuit in slechte staat was.
Er werd toen gekozen om de nodige middelen in te zetten om de kwaliteit van de baan drastisch te verbeteren. Enerzijds werd er stevig in machines geïnvesteerd en anderzijds ging men op zoek naar een nieuwe greenkeeper. Jean-Marc Dokier: ‘Over de vraag om in Grez-Doiceau aan de slag te gaan heb ik niet lang moeten nadenken. Na zoveel jaren op Mont-Garni miste ik een beetje de uitdaging om een terrein verder te laten evolueren. Van het bestuur kreeg ik dan ook de nodige middelen om dat doel te bereiken. De laatste twee seizoenen hebben we bijvoorbeeld jaarlijks tussen 100.000 en 150.000 euro geïnvesteerd in nieuwe machines. Dit gaf ons de kans om het terrein zowel kwalitatief als esthetisch te verbeteren.’
Fytoverbod stemt tot nadenken.
Jean-Marc vervolgt: ‘Een golfbaan is echter meer dan alleen machines. Tegen 2018 geldt immers een fytoverbod op de golfbanen en wordt het dus noodzakelijk om het roer volledig om te gooien. Niet enkel op vlak van de middelen die we gebruiken, maar ook al van bij de aanleg. Ik heb het gevoel dat heel wat greenkeepers er niet bij stilstaan dat het al vijf voor twaalf is! Met enkelen hebben we een werkgroep opgericht rond de fytoproblematiek om structurele oplossingen te vinden. We werken samen met het Comité Régional Phyto van Louvain-la-Neuve. Er is heel wat te doen om greenkeepers op te leiden en te sensibiliseren en in mijn ogen is het ook belangrijk om een soort werkfiche te maken per interventie zodat we de buitenwereld kunnen tonen dat we professioneel en plichtsbewust te werk gaan. Daarnaast hebben we aan de AFG (Association Francophone de Golf) gevraagd om een milieucommissie op te richten die het officiële gedeelte op zich kan nemen. Stiekem hopen we dat sportterreinen zoals golfbanen kunnen herkend worden als zones met specifieke beperkingen, waardoor we een derogatie zouden kunnen bekomen om bepaalde producten binnen bepaalde toepassingen toch vergund te krijgen. Maar het blijft anderzijds belangrijk om andere, milieuvriendelijke oplossingen te vinden.’
Werkzaamheden aanpassen
Om bij te blijven én te evolueren volgt Jean-Marc Dokier regelmatig vergaderingen, bezoekt hij professionele beurzen en heeft hij een soort netwerk uitgebouwd met collega’s uit Canada, Frankrijk en Denemarken. Jean-Marc: ‘Het geeft me de kans om een breder zicht op de zaken te hebben. Willen we het fytogebruik aanpakken, dan is het eerst noodzakelijk om een paar andere problemen aan te pakken. Eerst en vooral moet de bodem in orde zijn, met voldoende beluchting en weinig of geen vilt. Om de vorming van vilt tegen te gaan, strooien we wekelijks kleine dosissen zand in plaats van hogere dosissen met langere tijdsintervallen. Vilt is immers een ideaal broeibed voor ziektes. Op de greens moeten we er ook voor zorgen dat het aandeel straatgras beperkt blijft tot 30 à 40%. We kunnen preventief ingrijpen door Agrostis (struisgras) en zwenkgras door te zaaien. Anderzijds is het noodzakelijk om de hoeveelheid stikstof te beperken tot minder dan 100 eenheden per jaar. Verder worden de greens maar om de twee dagen gemaaid tijdens het groeiseizoen. We gebruiken ook biostimulantia. De greens worden bijvoorbeeld om de 10 dagen gespoten met een mengeling van algensap dat als meststof gebruikt wordt. Tegenwoordig is er heel wat te doen rond biostimulantia. Ik betreur alleen dat ieder met ‘zijn’ oplossing op de markt komt, waardoor er heel wat ‘oplossingen’ aangeboden worden en het voor de greenkeepers soms te ingewikkeld wordt. Daarom is het belangrijk om zelf testen te doen in de eigen situatie … en deze achteraf te delen met de collega-greenkepers.’
Onderhoudsploeg optimaal inzetten
Een ploeg van 6 mensen wordt dagelijks ingezet om het terrein te onderhouden. Jean-Marc: ‘Behalve voor de golfbaan staan we ook in voor het onderhoud van het volledige domein. Tijdens het groeiseizoen moeten de graskanten gemaaid worden en in het najaar de bladeren geruimd. We verzekeren ook de winterdienst op alle straten binnen het domein. De meeste machines onderhouden we zelf in onze eigen werkplaats. Daardoor hebben we de kosten beter in de hand, kennen we de machines door en door zodat we ons bij een kleinere panne dan vlugger uit de nood kunnen helpen. Wat de golfbaan zelf betreft, houden we vast aan een dagelijkse planning. Heel wat onderhoudswerk is niet direct zichtbaar, maar het blijft wel uiterst belangrijk om dit op tijd uit te voeren om de kwaliteit op langere termijn te kunnen aanhouden. In dat kader worden
bepaalde werkzaamheden uitgevoerd door onderaannemers maar met onze machines. We hebben er bewust voor gekozen om onze eigen machines ter beschikking te stellen en deze te laten besturen door gemotiveerde en ervaren zelfstandige werkkrachten. Meestal zijn het tuinaanleggers die hier een paar weken per jaar komen werken om bv. de greens en fairways te beluchten of de greens door te zaaien. Deze mensen leveren kwaliteitswerk terwijl wij ons dan verder kunnen focussen op het dagelijkse onderhoud, een soort win-win situatie. Omdat we alleen de werkuren uitbesteden, valt het prijskaartje bovendien ook nog redelijk mee.’
Watervoorziening
Zowel de greens als de fairways worden beregend. Om een voldoende watervoorziening te kunnen garanderen over de drie valleien met een hoogteverschil van liefst 40 meter werden twee verschillende pompstations voorzien die elk een capaciteit van 60 m3/uur hebben. De watervoorziening wordt gewaarborgd door het opvangen van hemelwater langs de wegen van het domein en het benutten van de aanwezige bronnen langs het parcours. Elk jaar worden 500 tot 600 meter leidingen vernieuwd en het geheel wordt digitaal gestuurd, desnoods van op afstand, wat zeker een troef is omdat Jean-Marc Dokier zo’n 80 km verderop woont. Omdat water een schaars goed is, zijn nauwkeurigheid en efficiënt beheer onontbeerlijk. ■