Bron: GreenTechPower
We hadden de voorbije maand afgesproken op de Ieperse golfclub met Krist Calmeyn, de hoofdgreenkeeper. Uit het gesprek dat over de dagelijkse gang van zaken en de eigen aanpak ging, bleek niet alleen de gestructureerde manier waarmee Krist al bijna 25 jaar de zaken aanpakt, maar ook een sterk ecologisch bewustzijn. Een golfterrein met een aanpak die veel tegenstanders van golfterreinen de mond zou snoeren: een langetermijnvisie, die mee door het bestuur wordt ondersteund en uitgedragen.
De Ieperse golfclub
Oprichting
Het initiatief voor de Golf & Countryclub De Palingbeek in Zuid-West-Vlaanderen dateert van 1986. Toen kwam een groep van gelijkdenkende plaatselijke ondernemers samen om de verschillende mogelijkheden te onderzoeken. Belangrijk in deze groep waren vooral Leonard Guillierme, Jean Viaene, Chris Lecluyse en Luc Callens. Geleidelijk groeide overal belangstelling voor het initiatief en tegen het begin van 1988 telde de vzw een 12-tal investeerders en zo’n 180 potentiële leden. Een geschikte locatie diende zich aan onder de vorm van het 45 hectaren groot domein van de familie Cosaert in Hollebeke. Onder leiding van Carl Van Biervliet, één van de investeerders en toen ook Voorzitter van de Kamer van Handel en Nijverheid te Ieper, werden een aantal bijkomende percelen aangekocht zodat het geheel werd uitgebreid tot een domein van 72 ha. De Engelse golfarchitect Harold Baker werd aangesproken om de golfbaan te ontwerpen. De eerste 9 holes werden geopend op 17 mei 1992 en de volledige 18-holes baan was bespeelbaar op 1 juli 1992.
Wie doet wat?
Het bestuur van de club is in handen van de Raad van Bestuur, die bestaat uit de eerste twaalf investeerders onder voorzitterschap van Carl Van Biervliet. De dagelijkse leiding van de club valt onder de verantwoordelijkheid van de gedelegeerd bestuurder, die tevens voorzitter van de club is. Sinds 1996 neemt Willy Deceuninck deze functie waar. Onder zijn beleid draait een Sportieve Commissie, aangevoerd door de Captain van de club, en zijn er ook verschillende andere commissies die zich bezighouden met o.a. het course management, de historische zaken, milieuzorg, de publiciteit, de public relations, enz… Het patrimonium van de golfclub zit in handen van een privévennootschap en de uitbating gebeurt door de Golf & Countryclub De Palingbeek.
De spelers
De spelers komen uit de driehoek Ieper, Kortrijk, Roeselare, maar ook uit Frankrijk en zitten verdeeld over alle leeftijden van de bevolking. Gezien de club 25 jaar geleden werd opgericht en de generatie van die stichters nog sterk aanwezig is in het geheel, is er nog een hele generatie 60-plussers actief: mensen die toen vanuit hun actieve loopbaan de club mee hielpen opstarten, komen nu meerdere keren per week spelen. Er zijn aan de andere kant heel wat jeugdspelers die toetreden, maar die, als ze midden de twintig zijn, zich settelen en hun golfstick opbergen. Sommigen herpakken een goede tien jaar later. Via de golfinitiatie en andere initiatieven worden ‘nieuwe leden’ warmgemaakt om te komen golfspelen.
Structuur en natuur
Een eerste indruk is dat het geheel ‘af’ is en mooi geïntegreerd in de natuur. Daar heeft de passie voor natuur van Krist alles mee te maken; als overtuigd lid van Natuurpunt wil hij ook de golfspelers laten meegenieten van wat de natuur oplevert als je haar vrijlaat. Op sommige delen van het terrein werd de grondlaag geplagd en verarmd zodat er na verloop van jaren een mooi eigen biotoop ontstaat. ‘In het begin was het even wennen voor de mensen, nu komen ze zelf zeggen hoe mooi ze deze bloemen- en plantenpracht wel vinden,’ vertelt hij enthousiast over zijn realisaties. ‘In onze beheerraad zitten ook mensen van lokale besturen, van milieugroeperingen enz… en sinds ze zien hoe wij met de natuur omgaan, weten ze dat we het beter willen doen dan voorgeschreven werd.
Moeilijk doorlaatbare bodem met stuwwater
Krist Calmeyn, greenkeeper: ‘Als uitloper van het West- Vlaamse heuvelland hebben we hier een zandbodem met daaronder een leemlaag. Dat zorgt voor stuwwater en dat speelt ons op sommige gedeeltes van het terrein stevig parten. Stuwwatergronden zijn in de winter veel te vochtig en in de zomer vaak te droog. Al het water dat niet weg kan, zorgt ervoor dat er op sommige momenten een deel van het terrein moeilijk of niet betreedbaar is. Door die ‘handicap’ –het niet kunnen doorwerken in de winter bv. – moeten we 1,5 mensen meer in dienst hebben om hetzelfde werk te kunnen doen.’ Door deze slechte doorlaatbaarheid hebben de gronden een hoge grondwatertafel, zit er weinig lucht op die plaatsen en hebben planten en beworteling het veel moeilijker. Het belet ook om in de winterperiode structurele werken op het terrein te kunnen doen omdat het dan heel drassig en niet dragend is.
Wat wordt er zelf gedaan?
Met zes medewerkers runt Krist het technische gedeelte van de club. Op vlak van planttechnische kennis heeft hij de meeste dingen al doende geleerd en ervaren. In de beginperiode werd kennis gehaald bij de verkopers van producten wat als nadeel had dat je er als klant moeilijk onderuit kon om je producten bij die firma te kopen. Bij de Hollebeekse golfclub haalt greenkeeper Krist zijn teelttechnische kennis uit zijn opleiding tuinarchitect, zijn ruime interesse en kennis op vlak van natuur- en plantkunde en vult deze aan met het advies van het STRI (Sport & Turf Research Institute) uit Engeland. Deze instelling die grotendeels uit landbouwingenieurs is samengesteld, adviseert de Engelse golfen voetbalclubs; het is trouwens ook het adviserende orgaan van de wereldbeker voetbal en zij doen alle soorten onderzoek op sportvelden en golfterreinen. Krist: ‘Een keer per jaar bezoeken zij ons terrein, bespreken we het bemestingsschema en die dingen en evalueren we waar we moeten bijsturen. Daarnaast kunnen we via mail en telefoon acute problemen bespreken en info uitwisselen. Tot slot blijft het verder aftasten, ondervinden, uitproberen en kennis uitwisselen met andere collega-greenkeepers. We zijn immers met natuur bezig.’
Krist:’ Wat ik zo frappant vind is bv. dat vroeger geadviseerd werd om tot 400 eenheden stikstof toe te dienen en dat dit nu maar rond de 70 meer zit; zo zie je maar hoe ‘advies’ kan evolueren. In die tijd waren we aan het overbemesten en dienden we geregeld te verluchten. Dat zorgde voor veel ziektedruk en werk om het organisch materiaal te verwerken. Ondertussen heeft de ervaring geleerd dat we door minder stikstof toe te dienen een sterkere graszode krijgen en veel minder verloren werk moeten doen. De keuze voor roodzwenk of voor struisgras wordt mee bepaald door de rolsnelheid van de bal, de hardheid van de toplaag, vlakheid, dichtheid van het gras en de behoefte aan vocht onder de vorm van neerslag en beregening. In Hollebeke werkt men volgens het principe van ‘meten is weten’. Zo wordt bv. geregeld de snelheid van de greens gemeten met de stimpmeter, niet omwille van de waarde zelf, maar om te kijken welke bewerkingen hun invloed op de kwaliteit van de green hebben. Krist Calmeyn: ‘Ik meet ieder jaar deze waardes en hou ze bij in een grafiek. Zo ben ik erachter gekomen dat ik ieder jaar hoger kan maaien en toch dezelfde stimp behouden; de greens worden zelfs nog sneller ondanks de toegenomen maaihoogte. Nu zitten we op 4,5 mm. Hoger maaien geeft als voordeel dat de ontwikkeling van roodzwenk gestimuleerd wordt. Op bepaalde greens is het aandeel roodzwenk aan het toenemen en een niet te fel bemeste bodem draagt daar zeker toe bij. Te veel meststoffen gebruiken stimuleert de ontwikkeling van het straatgras. Het is constant zoeken en geen schrik hebben om minder meststoffen en water te geven.
Mechanisatie
Golfclub de Palingbeek heeft een ruime uitgeruste werkplaats met brug en smeerput en voert de meeste herstellingen en onderhoud zelf uit. Daarvoor is er een fulltime technieker in dienst die ook al 25 jaar meedraait: de boer die bij de oprichting van de golfclub een gedeelte van het land bewerkte dat door de golfclub werd aangekocht. Verder is het geheel aangevuld met een loods waarin de machines worden gestald. Aan de zijkant ligt een stoomput met slib- en olieafscheider en een gedeelte van het terrein is voorzien van boxen voor de opslag van het zand, aanvulgrond, compost enz… De compost die een Vlacocertificaat heeft, wordt gemaakt op basis van het groenafval dat wordt geproduceerd op het terrein. De volledig omgezette compost wordt verwerkt op het terrein bv. in de zones waar de bodem geplagd werd.
Krist: ‘In principe pakken wij op vlak van grond- en infrastructuurwerken alles zelf aan behalve het asfalteren. Zo hebben we tijdens de vorige winter onze parking nog zelf aangelegd. Een nadeel van dingen zelf te doen is dat het wat langer kan duren omdat we daarnaast nog ons eigen werk moeten blijven doen. Op dat vlak kunnen we op begrip van ons bestuur rekenen. We hebben de expertise om zulke infrastructuurwerken aan te pakken geleerd door te beginnen met kleine dingen en aanpassingen; in 2003 zijn we begonnen met een parking voor 160 wagens en zo zijn we gedurfder projecten beginnen aanpakken.’ Het onderhoud van de machines gebeurt voor het grootste gedeelte in eigen beheer. Enkel in geval van garantie of als men er echt niet aan uitgeraakt, wordt de dealer erbij gehaald.
Technologische evolutie
Krist heeft een minder goed gevoel bij de trend naar meer automatisering; hij vreest dat deze het werk van minder geschoolden afneemt en op termijn deze mensen nog meer gaat isoleren: ‘Waar gaat het naartoe met de geautomatiseerde machines die jobs van mensen overnemen? Gaan er zo niet een hele groep minder geschoolde mensen uit de boot vallen?’