Schrale grond brengt schat aan orchideeënsoorten voort… Bij Golfbaan Palingbeek komt de ene na de andere soort op

Bron: Greenkeeper.nl

Verschillende soorten inheemse wilde orchideeën op grasland, dat is volgens greenkeeper Krist Calmeyn het hoogst haalbare. Het duurde heel wat jaren en vergde de nodige kennis, maar inmiddels staan er op golfbaan De Palingbeek negen soorten inheemse orchideeën. 

Krist Calmeyn was 27 jaar hoofdgreenkeeper bij Golfclub De Palingbeek in het Belgische Hollebeke. Enkele jaren geleden droeg hij deze functie over aan Ben Hooper. Calmeyn bleef zich bezighouden, naast zijn andere greenkeeperwerkzaamheden, met wat in de loop der tijd zijn passie was geworden: het beheer van wilde bloemen op het terrein. Calmeyn: ‘Als je erin slaagt om orchideeën te cultiveren, dan heb je zowat de top bereikt in het graslandbeheer. Dan speel je in de eerste klasse. Dat is bij ons niet gemakkelijk, omdat de grond hier vrij zwaar en rijk is, zandleemgrond. Deze grond is niet schraal genoeg. Daarom hebben we ons actief gericht op verschralingsbeheer. Hier in West-Vlaanderen, wat we als grapje ook weleens Mest-Vlaanderen noemen, is dat extra moeilijk omdat er zoveel stikstof uit de lucht valt. Daardoor was het een zeer langdurig proces; het duurde zelfs vijftien jaar voordat we langzamerhand de evolutie zagen.’

Calmeyn: ‘Dat was eerlijk gezegd best frustrerend. Je probeert iets te bereiken en alles wat je doet, is gras maaien. Maar goed, na die 15 jaar begon er plots hier en daar een orchidee tevoorschijn te komen. Zaden die al jarenlang in de grond zaten, kregen door de ideale schrale omstandigheden de mogelijkheid om toch te ontkiemen. De gevlekte orchis was de eerste soort die opkwam. Later kwamen er hier en daar bijenorchissen bij. Dat betekende dat we ons maaibeheer moesten afstemmen op de orchideeën. Eigenlijk konden we toen niet meer maaien in het voorjaar, wanneer de bloemstengel wordt gevormd. We maaien pas wanneer het zaad zich verspreid heeft en dat is weer afhankelijk van de soort orchidee.’

Strikt maaibeleid
De brede orchis bloeit rond 15 mei en kan op zijn vroegst tussen 1 en 15 juli gemaaid worden. De latere soorten, zoals de gevlekte orchis, bijenorchis, bosorchis, keverorchis en vleeskleurige orchis, bloeien begin juni. Calmeyn: ‘Dan moet je wachten met maaien tot minstens 1 augustus, zodat het zaad rijp is en zich kan verspreiden. Verder hebben we nog twee zomersoorten, de brede wespenorchis en de moeraswespenorchis, een schitterende soort. De moeraswespenorchis is ingezaaid en van de brede orchis zijn enkele aangeplant. Alle andere soorten hebben zich spontaan gevestigd. De brede orchis, niet te verwarren met de brede wespenorchis, heeft zich van drie exemplaren in 2010 vermeerderd tot ongeveer 100 nu. Vorig jaar hadden we van de moeraswespenorchis voor het eerst vier bloeiende planten. We hebben nu negen verschillende soorten wilde inheemse orchideeën op de baan: de keverorchis, bijenorchis, brede wespenorchis, moeraswespenorchis, vleeskleurige orchis, rietorchis, brede orchis, gevlekte orchis en bosorchis.

‘Alleen maaien is voldoende, maar het luistert wel nauw wanneer je dat doet’

Mimicry
‘Er is iets heel bijzonders met de orchideeën met een insectennaam’, vervolgt Calmeyn. ‘Deze zijn in staat om zich door mimicry te laten bevruchten. De bloemen bootsen het uiterlijk van een dier na om mannetjes te lokken. Een heel ingenieus systeem; dat de evolutie tot zoiets kan komen, vind ik heel bijzonder. Ze imiteren de vorm van een bij of een wesp en trekken zo specifieke soorten mannetjes aan. De insecten worden bij aankomst teleurgesteld, maar nemen dan wel stuifmeel van die plant mee. Wanneer ze zich opnieuw laten bedotten bij een ander exemplaar, wordt deze plant ook bevrucht.’

Calmeyns belangstelling en kennis zijn in de loop der jaren gegroeid. ‘De orchidee is een moeilijke soort, zeker in onze regio. Vorig jaar was een heel goed jaar doordat er wat meer neerslag viel. De droogte van de jaren ervoor had duidelijk een nadelig effect. Vorig jaar zagen we planten terug, zelfs massaal, waarvan we dachten dat ze er niet meer waren. In 2017, het laatste goede jaar, hadden we zo’n 300 planten; vorig jaar, in 2021, waren dat er 500. Zeer veel planten, dus. In de jaren daartussen ging het langzaam bergafwaarts.’

Parasitisme op mycorrhiza
De orchideeënpopulatie vraagt niet meer onderhoud dan een uitgekiend maaibeleid, vertelt Calmeyn: ‘Het eerder genoemde beleid waarbij gemaaid wordt nadat het zaad zich verspreid heeft, is voldoende. Als je niet of op het verkeerde moment maait, kan het terrein verruigen of de grond rijker worden en dat is niet goed. Maaien is het enige wat nodig is, maar het luistert wel nauw. Net als het afvoeren van het maaisel. Op het succesvolste perceel dat we hebben, is de grond geplagd. Dan heb je direct een goede bodemtoestand. Dat geldt niet alleen voor orchideeën, maar ook voor andere soorten. Zo kunnen er ook veel meer soorten per vierkante meter voorkomen.’

Opmerkelijk aan orchideeën is dat ze heel fijn zaad hebben, zo fijn dat het bijna stof is. ‘De peulen openen zich zodanig dat de wind erdoorheen kan, de zaadjes meeneemt en tot kilometers ver verspreidt. Een zaadcocon kan gemakkelijk 500 zaden bevatten. Een nadeel van het lichte zaad is dat het geen eiwitten bevat en dus geen startvoedingsbron heeft om te kiemen. De overlevingsstrategie van het orchideeënzaad is dan ook anders: dit leeft in symbiose met bodemschimmels. De bodemschimmels leveren mycorrhiza; dat heeft het zaad nodig om te kunnen kiemen – opnieuw een opmerkelijke eigenschap van de orchidee. Het heet symbiose, maar eigenlijk is het parasitisme, want er is geen bekend voordeel voor de schimmel. Door een goed verschralingsbeheer zorgen wij dat er mycorrhiza is. Het verschralingsbeheer blijft dus belangrijk en dat moet je als beheerder volhouden.’

‘Je moet het verschralingsbeleid voortdurend volhouden’

Calmeyn vervolgt: ‘De soorten orchideeën staan door elkaar en het is nog steeds tamelijk onvoorspelbaar wat er waar opkomt. Wel zien we dat de grootste concentraties bij elkaar staan op de percelen waar geplagd is. Tegelijkertijd zie je op wel 100 verschillende plaatsen op het terrein een enkele orchidee.’

Geduld, geduld, geduld
Een van de nadelen van graslandbeheer is dat alles zo langzaam gaat, vindt Calmeyn. ‘Ik ben hier nu 31 jaar. De eerste vijftien jaar waren echt frustrerend, omdat er bijna niets gebeurde, en zelfs daarna ging het erg langzaam. Van de brede orchis kreeg ik in 2010 drie exemplaren en nu hebben we er 100. Dat is een hele verbetering, maar wel een langzame. We zullen het beheer volhouden; dan komen er waarschijnlijk steeds meer. Maar de beschikbare oppervlakte voor natuurbeheer is beperkt, omdat een groot gedeelte van het terrein ten dienste staat van het golfspel.’

Calmeyn vertelt dat hij sinds 2010 lid is van de Belgische vrijwilligersvereniging Natuurpunt. ‘Ik heb toen een opleiding tot natuurgids gevolgd. Dat zijn allemaal stapjes die helpen bij het opbouwen van kennis. Zelfstudie en zelfwaarneming horen daar ook bij. We hebben een experiment uitgevoerd met bekalken, omdat van orchideeën bekend is dat ze voornamelijk voorkomen op kalkrijke plaatsen. Het is toch moeilijk om daar resultaten aan te verbinden. Op plaatsen waar grote populaties staan, wordt toch wat bijbekalkt, omdat we denken dat dit gunstig is. Er zijn ook soorten, zoals de gevlekte orchis, die iets minder aan kalk gebonden zijn.’

Golfbaan onderdeel van de oplossing
‘Mijn mening’, zegt Calmeyn, ‘is dat orchideeën eigenlijk een symboolsoort zijn voor het resultaat dat je kunt bereiken met verschraling van grasland. Je kunt dus een zeer bloemrijk grasland creëren dat goed is voor de biodiversiteit, en als daarin orchideeën staan, behoor je tot de top. Daarom zijn orchideeën zo belangrijk: het is de top van wat je kunt bereiken met graslandbeheer. Graslandbeheer wordt ingedeeld in vijf fases. In de eerste fase heb je vrij waardeloos grasland, met maximaal vijf kruiden per vierkante meter. In fase 5 is er sprake van bloemrijk grasland, met ongeveer 25 soorten per vierkante meter, enorm goed dus voor de diversiteit. Ik denk dat wij als golfterreinen ons best moeten doen om hier een steentje aan bij te dragen. Want de biodiversiteit staat onder druk en de overbemesting in Nederland en België is daar zeker een belangrijke oorzaak van. Als greenkeepers bewijzen wij ons maatschappelijk nut als we bijdragen aan de biodiversiteit. We tonen aan dat we als golfbaan een deel zijn van de natuur, en dat de natuur een hoger belang heeft dan alleen recreatief.’

‘We tonen een belang aan dat hoger is dan alleen recreatief’

Voor het bestuur van de golfbaan zijn tevreden spelers het belangrijkst. ‘Toch zijn onze resultaten indirect ook belangrijk. We zijn namelijk bezig met uitbreiding van de golfbaan, het verkrijgen van extra terrein. Bij het verlenen van een nieuwe vergunning kijkt men kritisch hoe we als golfbaan omgaan met natuurbeheer. Onze aanpak bewijst dat we goed bezig zijn; daardoor wordt het eenvoudiger om een vergunning te krijgen.’
Calmeyn vertelt verder: ‘Wij hebben als een van de weinige clubs het GEO-label behaald. Op bestuursniveau merkt men dat andere clubs daar vragen over stellen en dat het dus belangrijk is om dat label te behalen. Daarvoor moet je wel een en ander kunnen doen en bewijzen. Toen we het label hadden behaald, zei Guido Hamelink van NLadviseurs dat hij nog nooit een golfbaan had gezien waar zoveel wordt gedaan voor biodiversiteit op het terrein. Dat vond ik een heel mooi compliment. Dat is iets waarmee ook het bestuur kan uitpakken.’

Subsidie voor goed beheer
‘Het is fijn dat Ben Hooper als nieuwe hoofdgreenkeeper zo achter mij en mijn beleid staat’, vindt Calmeyn. ‘Hij heeft de doelstelling om het beleid zo voort te zetten. Sindsdien zijn we ook bezig een natuurbeheerplan op te stellen. Dit plan kan ingediend worden bij het agentschap Natuur en Bos. Voor mij betekent dit dat een bepaald type beheer dat ik altijd uitgevoerd heb, wordt vastgelegd in een plan, met verbintenissen eraan. Dit natuurbeheerplan loopt over 24 jaar en daarmee ligt mijn aanpak vast voor de toekomst. Voor mij is dat gunstig en het mooie is dat we daarvoor ook nog subsidie krijgen. Zo kun je aan het bestuur bewijzen en tonen dat er iets tegenover ons beheer staat. Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk word je toch beloond voor je goede beheer.’